.

Op mijn vierde liep ik de honderd meter in vijftien seconden, behalve als ik onderweg pech kreeg. Ik kreeg van mijn ouders altijd goedkope schoentjes, omdat we niet veel geld hadden. In 1972, om een willekeurig jaar te noemen, hadden we maar 1100 gulden. Ik kon ook erg goed voetballen. Mijn specialisme was vooral de achteruitspeelbal. Doch het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En zo schreef ik al verhaaltjes toen ik een jaar of zes was. Mijn eerste verhaaltje had als titel “Toen ik vijf was” en het was een soort autobiografisch brabbeltaaltje over mijn vorig levensjaar, waarin ik onder meer leerde klokkijken, de hond uitlaten, ver spugen en tot driehonderd tellen.
.
.
.
.
.
Wat ontzettend lief. Dat smaakt naar meer.